Het is tegen elven. Mijn moeder kijkt zorgelijk naar mijn blote hals als ik op de fiets stap. Nergens voor nodig. De warmte hangt nog tussen de huizen. Een lauwe wind strijkt langs mijn huid.

Het ruikt overweldigend naar voorjaar. Moeilijk uit te leggen waar die geur precies uit bestaat. De zachte lucht, de bloemen, de planten, het gras. Het ruikt naar natuur en naar vakantie, nu we zo tussen de weilanden door fietsen.

Herinneringen komen boven. Die verscholen blijven als ik weggestopt zit in de stad. Concrete gebeurtenissen, gevoelens van toen – maar ook iets ongrijpbaars. Het voelt als iets wat ik me herinner, maar ik weet niet wat het is.

Een vriend zei eens dat dat je vroegste jeugdherinneringen zijn. Geen beelden, alleen een gevoel. Dat was in zijn blauwemaandagtijd, toen hij psychologie studeerde. Geen idee waar hij die wijsheid vandaan had, of het in zijn collegedictaat stond.

Maar ik vind het wel een mooie gedachte. Want het voelt als liefde.