Na de vlinder kwam de schaduwvlinder. Een donkergrijze mot met grote vleugels. Ik lag in bed, draaide me op mijn rug en keek naar het plafond. Daar zat hij opeens.

Zo recht boven mijn hoofd vond ik niet fijn, maar hij liet zich gewillig naar buiten begeleiden. Koos een plek op de muur tegenover de slaapkamerdeur. Daar zat hij dagenlang, roerloos op dezelfde plaats. Alsof hij over me waakte.

Even plotseling was hij weg. Geen idee waar hij is gebleven.

Het huis is leeg. Mijn lijf is leeg. Over naar de orde van de dag.